Mirjam Abraas (Sweikhuizen, 1971) tekent zeer gedetailleerd en bijna fotografisch plantaardige groeivormen. Deze zijn meestal in een georganiseerde wirwar met elkaar verknoopt waarbij lichtende partijen van bladeren contrasteren met grassen en takken van bomen. Zij schuwt daarbij een groot werkvlak niet en hoe groter dit is hoe meer er meestal op te zien is. Het materiaal waarmee zij tekent is altijd grafietpotlood. Hierbij gebruikt zij zeer geraffineerd verschillende hardheden om toonverschillen, dieptewerking en contrasten te bewerkstelligen. Sinds kort gebruikt zij daar een nieuw soort grafietpotlood voor dat minder glanst.
De focus ligt op de vergankelijkheid bij de tekeningen van Mirjam Abraas. Een levensvorm die verandert, zich naar een andere levensvorm voegt of deze overneemt vindt zij interessant. Aanvankelijk richtte zij zich op het tekenen van specifieke kenmerken van bomen of details daarvan. Een omslag ontstond vijf jaar geleden toen haar moeder overleed. Zij liet een moestuin na die al snel verwilderde. Ieder jaar maakt Abraas daar foto’s van om het proces van deze metamorfose vast te leggen. Uit deze chaos creëert zij een nieuwe harmonie en brengt ze heden en verleden samen.
Abraas werkt niet op papier maar op zeer gladde en witte panelen die traditioneel gebruikt worden door fijnschilders. Deze laat zij speciaal op maat maken. De voorstelling lijkt hierdoor immaterieel te zijn, er is geen reliëf waaraan het potlood blijft haken. Het oppervlak is hard en volledig neutraal. Bijna lijkt het alsof de voorstelling als dia op het paneel geprojecteerd wordt, zo weinig aanhakingspunten heeft het grafiet op de drager en zo helder, schoon en lichtend is de tekening. Dat wordt nog eens versterkt doordat zij de kenmerkende fotografische scherpte-dieptewerking, die door een groot diafragma ontstaat, gebruikt in haar tekening. Planten en bladeren op de voorgrond zijn wanneer het zo uitkomt niet scherp getekend waardoor het oog als het ware naar de diepte wordt geleid.
Toch werkt Mirjam Abraas uitdrukkelijk niet met projecties maar naar kleurenfoto’s zodat ze de vertaalslag naar grijswaarden tijdens het tekenen kan maken. Ze zoekt eerst met een kader een uitsnede van de foto die haar bevalt en meet dan alles precies uit (dit bepaalt ook de uiteindelijke maatverhouding van haar werkvlak). Bij de grote formaten schetst zij heel licht als een netwerk over het hele vlak de belangrijkste lijnen en vormen. Vervolgens werkt zij alles uit tot in de fijnste details, van links boven naar rechts onder, heel systematisch en daardoor ook heel schoon. Zowel licht als donkere partijen worden dan weer met tegen elkaar getekende lijnen opgebouwd en eventueel gedoezeld met een doezelaar.
Tekst: Marije Bouman
Afb.: Traces of time II, 2022, grafiet op paneel, 24 x 30 cm.