Marjo begint de tekeningen uit te leggen op een tafel in het atelier en het valt me meteen op dat ze kleurrijk zijn en vol intrigerende details – en terwijl de tafel volloopt overvalt me een gevoel van hulpeloosheid – het is alsof we onderduiken in een mij onbekende zee, een wereld waar we niets over weten – maar er zijn structuren die zich herhalen, die in verschillende tekeningen opduiken en …
Kijk, zegt Marjo, – dit zijn oude architectuurtekeningen die we daar in Pergola hebben gekregen en waar we mee aan de slag zijn gegaan – wij weten ook niet precies hoe dat in z’n werk gaat maar zie je deze rand? Daar zaten allemaal roestvlekjes van ouderdom op het papier en we zijn begonnen ze allemaal rood te maken, bijna meditatief is zoiets en ineens zitten we er dan in –
En zie je deze tekening? Er staat veel tekst op de onderliggende tekening en daar moeten we dan wat mee anders dreigt het veel te veel de betekenis van wat ontstaat te bepalen, alsof die tekst nodig is als tekst en dat is eigenlijk nooit het geval. We tekenen er overheen of, zoals hier, draaien het vel om zodat de tekst op de kop staat; daarmee zijn we er al bijna
En kijk, hier, zo’n trap, die staat er al en dat wil de schildpad dan ook kunnen en je ziet dat het er dan anders uitziet, nog wel trappig maar niet hetzelfde – we overschrijven dus maar we maken ook gebruik van het bestaande – soms borduren we door op wat er al staat en lange tijd was het dat ronde, kromme, organische, maar de schildpad leert nu ook rechte lijnen te tekenen
Of deze, het begint met drie gekleurde vlekken en die willen dan toch een verbinding met de aarde, zo komen die lijnen erbij
Het geheel overziend valt me de verwantschap tussen deze beelden op, een verwantschap die deels terug valt te voeren op de terugkerende beeldelementen, maar er is ook een verwantschap in intensiteit, in diversiteit, in rijkdom in kleur en detail, in de mate van doorwerking, in gestolde tijd want door dit werken op oudere werken komt tijd nadrukkelijk in beeld
Dat vangen van de tijd kan nog anders onder woorden worden gebracht; het is ook een verbinden met wat er al is, het is ook een meenemen in het nu, een weer bij de tijd brengen, het is verbindend, symbiotisch, als iets achterliggends, een geweven kleed dat je omdraait waardoor je ziet hoe het allemaal verbonden en aan elkaar geknoopt is
Er is natuurlijk een enorme verwantschap die te maken heeft met dat oude materiaal waarop we gewerkt hebben, zegt Marjo, en ze kijkt me wat samenzweerderig aan – dat rozige van die oude architectuurtekeningen – dan vallen deze gele en die gele bijna uit de toon
Het is spannend, dat werken op bestaand materiaal, want ik zal eens ook weer terugkeren naar het witte vel papier als startpunt maar dat is een hele andere manier van beginnen dan wanneer er al iets staat.
Luister, zegt ze, die schildpad is op mijn pad gekomen kun je zeggen, maar daarvoor was de interesse voor natuur er ook al en zo kunnen we ons voorstellen dat er nieuwe wegen ontstaan en dat die ook zonder de schildpad, dat het ook níet over de schildpad kan gaan …
Kijk, dat oude papier, het is soms ook beschadigd en dat repareer ik dan weleens op zo’n manier dat die reparatie in beeld komt, onderdeel wordt van het beeld – hier door de stukjes tape als pleistertjes in het zicht te plaatsen, hier door de rand te omplakken, of hier: bij deze tekening hebben we met geel geaccentueerd, de hele tekening kon nog wel een zetje gebruiken en zo komt die kleur er dan nog bij
Het is niet het wegmaken of ontkennen van de ondertekening, het is het meenemen ervan een nieuwe tekening in – iets in de ondertekening lokt de eerste stap uit, roept de eerste toevoeging op, verbindt het bestaande met het nieuwe
We, en nu bedoel ik Marjo en ik, we hebben het eerder over de schildpad, hoe hij slechts spaarzaam in het werk opduikt – eerder dan dat ik ‘m zie probeer ik me voor te stellen wat hij ermee te maken heeft, het verleent alles een beetje een mythische status, of nee, de schildpad wordt zelf een beetje een mythisch wezen, de grote afwezige aanwezige, zoiets
De schildpad, zegt Marjo, is in mijn werk terechtgekomen door die eerste ontmoeting – onder water – ik wilde altijd al duiken; eerst waren er de films met Jacques Cousteau op de TV, later ben ik naar Hurgada aan de Rode Zee getrokken om daadwerkelijk te duiken en tijdens een van die duiken heeft een schildpad me ontmoet – iets wat me, als ik eraan terugdenk, nog steeds kan ontroeren. Met dat duiken ben ik opgehouden, ik kreeg last van mijn oren en dat combineerde slecht met mijn werk als geluidsvrouw, en het vliegen ernaartoe begon me tegen te staan evenals de duik industrie die daar bij de Rode Zee begon te ontstaan. Toen bedacht ik: ik kan ook thuis duiken, ik kan naar diepzeedocumentaires kijken en dan kan ik wat ik zie nog fotograferen ook, want aan onderwaterfotografie ben ik nooit begonnen.
De schildpad is een soort alter ego – het is de schildpad die architectuur wil maken en graag wil doortekenen op bestaande tekeningen. Zo begint het, en als ik eenmaal ben begonnen, ik weet het niet precies, maar het geeft de vrijheid om in principe alles aan te kunnen pakken
…
Luister, zegt de schildpad – in een gesprek dat Marjo en ik hadden in hun atelier – achteraf lijkt alles eenvoudig maar het komt hier op neer; ik heb Marjo ooit ontmoet in de Rode Zee – dat deed mijn wereld een beetje kantelen en daarna was niets als daarvoor – enfin, nu hoeft ze niet meer naar zee om mij toch op te zien duiken en het is iets wederzijds, iets ten diepste gezamenlijks, we laten ons steeds meer toe in mijn wereld en die van haar en zo wordt haar muur onze deur, mijn jas met haar onze dans, niets houdt ons tegen en zo bouwen we nu een samen-wereld, in een droom als een duik naar diepte, naar oneindige mogelijkheden. Als ik naar haar, naar jullie wereld kijk, valt me op hoe alles in hokjes is ondergebracht, dat begint al bij hoe jullie wonen, wat jullie architectuur noemen. Rechthoekige ruimte, omgeven door muren, daar hebben wij schildpadden weinig mee. Wij hebben makkelijk praten natuurlijk, wij dragen ons wonen met ons mee, wij zijn al thuis in ons eigen lichaam, in onze binnenwereld. Jullie staren je blind op dingen, voorwerpen, grenzen, afmeting, eindigheid, terwijl het zou kunnen gaan over wat we delen, niet wat ons verdeelt. Bij ons is de zee het medium en die is oneindig, het stroomt, het verbindt, het is cyclisch, het keert bij zichzelf terug. Jullie hebben het over natuur en cultuur als over twee verschillende dingen, jullie hebben het sowieso veel over verschillen waar het ook over overeenkomsten zou kunnen gaan, toch? Wij hebben het liever over wat we gemeen hebben; het water en dat delen we in plaats van het te willen verdelen. Dus waar het mij in de samenwerking met Marjo om te doen is, al heb ik het er eigenlijk nooit over, is dat we alles gaan oplossen. Dat begint al bij onszelf, ik zou er veel voor over hebben als het lukt een ‘wij’ te worden. Die wetenschap van jullie heeft alles uit elkaar gehaald en heeft jullie opgesloten in je lichaam en dat gaan we weer ongedaan maken. Waar houdt Marjo op en begin ik? Dat is nu al onduidelijk en daarmee gaat het al niet meer over het individu maar over het dividu, niet over het ondeelbare maar over de verbinding. Zo begint het en vervolgens lijkt het me leuk om te proberen al die muren tussen de disciplines architectuur, mode, kunst, natuur, muziek, dans, theater, poëzie, droom en realiteit te overschrijden, overschrijven, overstromen op weg terug naar een vloeibare wereld – Go with the flow, om Grote Schildpad te citeren. Weer water worden. Wat jullie kwijt zijn geraakt is het zintuig om het geheel te overzien, het zintuig dat je de samenhang tussen al die fragmenten weer doet voelen. Tegelijk trekt het land nog steeds, ik zou graag weer eens lopen, poten hebben in plaats van, dansen, leuke kleren aantrekken, zingen, ach, wie weet waar de nieuwsgierigheid ons nog brengt?
…
Afgelopen donderdag
Ik ben in het Adriaan Tripbos, een bos in Sappemeer Oost. Het is een prachtige voorjaarsdag die me de stad uit naar hier heeft gebracht. Ik loop hier al even en de stilte is weldadig; ik hoor een specht, even later verderop een buizerd, een tjiftjaf schettert er dwars doorheen. In de verte mechanische landbouwgeluiden, een ijle hoge pieptoon. Maar ik moet me ervoor inspannen, de stilte overheerst.
Dan hoor ik een boom naast me zoemen: het is een hazelaar die volop in bloei staat, de felgele katjes steken stekelig af tegen het blauw van de lucht. Het zoemen is afkomstig van ontelbaar veel bijen die de katjes langsgaan op zoek naar nectar en stuifmeel. Je ziet het stuifmeel in gele klontjes aan hun achterpoten hangen.
Ik blijf enige tijd doodstil staan, m’n hoofd tussen de takken van die hazelaar. Minutenlang. Langzaam maar zeker op een hele prettige opbeurende manier dringt tot me door dat die boom en die bijen één zijn, dat ze elkaar nodig hebben om verder te komen, dat ze verbonden zijn. Ineens voel ik me zelf ook met deze boom en bijen verbonden – niet als een openbaring, maar als een rustig besef dat me al zoemend doorstroomt.
Dit is wat ik erover kan zeggen: het gaat niet om mij als persoon, het gaat om met wie of met wat ik me verbonden weet. We zijn knooppunten in dienst van het weefsel, we zijn altijd al verknoopt met anderen, vooral ook met niet-mensen.
De schildpad heeft het over opgesloten zitten in je lichaam en dat is een goeie. Want waar houdt het baasje op en begint de hond? Donna Haraway heeft het over de ontmoeting tussen soorten en de vele vormen van ‘wij’ die eruit voortkomen. Elk van ons is al een wij, we weten inmiddels dat we niet alleen zijn in ons lichaam. In slechts ongeveer 10 procent van de cellen in wat we ons lichaam noemen tref je menselijk DNA aan, de overige 90 procent bevatten de genomen van bacteriën, schimmels, protisten – cellen van organismen zonder wie we er helemaal niet zouden zijn. We houden elkaar gezelschap in dit lichaam. Een chimeer is in de biologie een organisme dat uit twee of meer genetisch verschillende cellen bestaat. Zoals een tekening bij nadere beschouwing uit twee of meer tekeningen blijkt te bestaan. Maar chimerisch betekent ook fantastisch-visionair en onwaarschijnlijk en zo bevat het woord zelf ook twee of meer betekenissen.
Even een uitstapje naar Italië: La Chimera – zo kwam ik er op – is een fantastische Fellini-achtige film van Alice Rohrwacher over Arthur en zijn vrienden die leven van de handel in uit grafroof verkregen Etruskische kunst – speelt in de jaren ‘80 en je waant je helemaal daar – gaat 4 april in prémiere – een aanrader – als u ‘m gezien heeft kunnen we het hebben over die titel en wat ‘ie in deze film betekent
Marjo voelt zich met de schildpad verbonden en daarmee gaat het minder over haar als individu en meer over die verbinding en het doet me denken aan Olga Tokarczuk – hoe ze in haar laatste roman Empusion je als lezer herhaaldelijk laat voelen dat de verteller een niet-mens is – een wezen dat ons bekijkt vanuit de berm, of vanonder de kast – en er wat van vindt – een wezen dat alles ziet.
Ze heeft het in een essay over die verteller, een verteller ‘in de vierde persoon’, die zowel het perspectief van ieder van de personages in zich bergt als het vermogen bezit om de horizon van ieder van hen te overstijgen; die meer en ruimer ziet en in staat is de tijd te negeren. Ze roept de verteller in gedachten die in de Bijbel roept: ‘In den beginne was het woord’. Die de gedachten van God kent als ze schrijft: ‘En God zag dat het goed was’.
‘Afgezien van alle theologische twijfel kunnen we die figuur van de geheimzinnige en gevoelige verteller beschouwen als wonderlijk en typerend. Dit is het punt, het perspectief van waaruit alles te zien is. Alles zien is uiteindelijk het feit erkennen dat alle dingen in onderlinge samenhang een geheel vormen, zelfs als we die verbanden nog niet hebben leren kennen. Alles zien houdt ook een volstrekt ander soort verantwoordelijkheid voor de wereld in, omdat het vanzelfsprekend is dat ieder gebaar ‘hier’ samenhangt met een gebaar ‘daar’, dat een besluit dat in een deel van de wereld genomen wordt gevolgen heeft voor een ander deel, dat een onderscheid tussen ‘mijn’ en ‘dijn’ discutabel begint te worden. Verhalen zouden dus oprecht moeten worden verteld om in de geest van de lezer het zintuig voor het geheel te mobiliseren, het vermogen om in losse fragmenten een patroon te zien en in details van gebeurtenissen hele constellaties te ontdekken.
Verhalen vertellen, voorbijgaand aan de angst voor het verstrijken van de tijd en het anders-zijn van verre ruimtes, verhaallijnen weven om duidelijk te maken dat iedereen en alles is ondergedompeld in één gemeenschappelijke voorstelling die we bij iedere omwenteling van de planeet consciëntieus in onze geest produceren.’
De tedere verteller heet dat essay, en Tokarczuk heeft die verteller nodig zodat ze zichzelf kleiner kan maken, zodat ze zich gedeeltelijk kan terugtrekken.
De schildpad is in mijn ogen ook zo’n tedere verteller.
Rutger Kopland zegt het zo;
Mens en schaap
De mensen denken dat wij hier in de verte
een kudde schapen zijn – ze denken maar,
wij zijn niet eens wij, we hebben geen woorden
voor onszelf, we leven nog in de tijd hiervoor,
toen de mens nog schaap was, nog alleen
gras sprak, lucht las, water schreef.
De zeeschildpad heeft het land weer voor het water verruild, is op haar schreden teruggekeerd en misschien kunnen we aan die schildpad een voorbeeld nemen.
Leo Vroman zegt het zo:
De verstandige dolfijnen
Dolfijnen woonden lang geleden
In Kiev, Kleef en andere steden.
Ze hadden talk, thee en handen,
En consuls in de meeste landen.
Maar één dolfijn vond eerst het kruit
En toen zelfs de atoombom uit.
Zij riep: ‘wij zijn te ver gegaan!
Terug! Terug naar de oceaan!’
Zij wierp zich jurk en al in zee.
Alle anderen doken mee,
En zij verloren in het schuim,
Weer bril en opponeerbare duim.
Moraal
Dolfijnen! Schatjes! Maak ruim baan,
Wij komen achter jullie aan.
Vroman heeft dezelfde vrolijkheid als Marjo en de schildpad hebben.
Die zullen we nog nodig hebben.
Tot besluit een activiteit.
Denk even na over de volgende vraag:
Is er een plant of dier waar je je verbonden mee voelt?
En hoe ziet die band eruit?
Kun je er iets over vertellen?
Nu gooi ik een bol touw naar je toe terwijl ik het eind vasthoud – vertel je verhaal en gooi die bol naar de volgende maar hou het touw ook bij je – aan het eind leggen we dit web van touw neer: een verbindende tekening…
Tekst uitgesproken door Peter de Kan bij de opening van de expositie.