Boekbespreking van Jurjen K. van der Hoek op zijn weblog jurjenkvanderhoek.tumblr.com
Met de uitgave ‘overal wel wat inzien’ van Marcel Reijerman ga ik terug in de tijd, zijn tijd. Bekijk ik nu nog tot 10 maart zijn werk in Galerie Getekend en leg daarnaast dit cahier dan vallen daar dingen in op. Uiteraard. Hoewel Reijerman een duidelijk eigen handschrift heeft, was dat 10 jaar geleden nog meer persoonlijk dan dat waar het nu op uit komt. De uitgave dateert van 2014 en lijkt in vergelijking met wat ik nu live kan zien inderdaad gedateerd. Maar het geeft wel een mooie inkijk in zijn groei als kunstenaar, net als de schetsboeken dat doen bij de tentoonstelling.
In vergelijking met waar hij nu staat in de kunst heeft dat oudere werk minder beeldcitaten. Marcel blijft meer bij zichzelf, bij het uitdrukken van zijn eigen indrukken. Waar hij vervolgens door kijken en beleven op uitkomt is het in zijn kunst gebruiken van beeldtaal door anderen gebezigd. Aan een eens eerder door een ander gemaakt beeld zijn eigen nieuwe gedachten koppelen en daaraan toevoegen. Of eigenlijk een hergebruiken van bestaande beeldelementen die passen in het verhaal dat Reijerman heeft te vertellen. Recycle kunst, niet op materiaal maar in beelden. Zo maakt hij nieuwe waardevolle beeltenissen door oude te bewerken. Het versterkt zijn kunst, want waarom zou je het wiel opnieuw uitvinden.
Het is als het componeren van een muziekstuk. Er is gebruik te maken van bestaande maten en ritmes, maar deze net even een andere draai geven. De luisteraar hoort een bekende melodie, maar het klinkt toch precies iets anders. Zo krijgen de eens door een ander gemaakte beeldelementen in handen van Reijerman een nieuwe betekenis. Er valt iets te herkennen wanneer je deze in de overvloed van de enkele compositie ontdekt, maar heeft een wisselende indruk in combinatie met de elementen er omheen. Het is onderdeel geworden van een nieuwe compositie, klinkt anders en geeft een nieuwe blik. Dat is wat het nu is in de kunst van Reijerman. Dat vroegere werk wat nu in boekvorm mij voorligt heeft dit niet. Het is nog niet beïnvloedt door de buitenwereld en geeft een persoonlijke kijk op something in everything, op wat in overal.
‘Overal wel wat in zien’ omvatten 28 scheppende aanzetten, maar het hadden er eenvoudig meer kunnen zijn. Het is te zien als een inleiding op wat nog komen gaat. Op te merken als de aanleiding om op voort te borduren. Strikt naar de letter is deze met cahiersteek gebonden uitgave feitelijk een schetsboek. Het is de opmaat tot wat op dit moment te zien is bij Galerie Getekend of in Kunstgalerie De Bleyenhoeve. Wel uitgewerkte ideeën, maar geen snelle schetsen om de vorm in de vingers te krijgen. Op deze voorstellingen en denkbeelden kan Reijerman verder. Deze kan hij erbij pakken om nieuwe composities te creëren. Zoals hij later zal doen met werk van andere kunstenaars, kan hij zijn eigen ingevingen ook weer gebruiken, laten reïncarneren.
De vormen in zijn tekeningen acteren synchroon aan elkaar. In zijn werk heerst geen hiërarchie. Alle onderdelen van de voorstelling zijn van betekenis, niets is meer belangrijk. De kijker kan door zijn oog te laten dwalen voor zichzelf wel iets meer naar voren laten komen waar wat anders in de achtergrond blijft. Maar zo heeft Reijerman het niet bedoeld. Dwalend door een verhaal dat geen begin heeft en geen einde kent met elementen uit de werkelijkheid vermengd met en gefilterd door dromen, fantasie en hallucinaties. Er is geen perspectief in de tekening, een werkwijze die verwijst naar de manier waarop in de Middeleeuwen en de Renaissance de schilders te werk gingen. Een tijd waarnaar Reijerman in zijn werk terug verlangt en dat hij als voorbeeld neemt. Expressief en sterk verinnerlijkt tegelijkertijd.
Vooraf aan de werken in “overal wel wat in zien” gaan enkele gedachten van de maker. Ook deze, net als de composities zelf, geven een inkijk in het proces van maken en scheppen. Voor Reijerman zit daarin een significant verschil. Maken is het boren van vijf gaatjes in een bot – met een blaasopening is het een fluit. Daar een klank uithalen is scheppen, het componeren van een lied. Feitelijk iets maken van niets. Datgene scheppen wat er voorheen niet was. Seeing something in everything, de Engelsman kan het niet beter zeggen. Marcel Reijerman filosofeert in zijn inleiding tot het beeld over het fenomeen taal. Taal is handig als communicatiemiddel, maar dieren redden zich uitstekend zonder woorden. Maar de mens wil meer – altijd, deze wil vertellen, iets kenbaar maken. Om het besef te bezweren dat ‘we er zijn’ en op een moment ‘er niet meer zijn’ werd de mens volgens Reijerman een maker. De kunstenaar echter maakt niet, deze schept. “De beeldhouwer is een houthakker met pretenties”, schrijft Reijerman. Als kunstenaar wil hij laten zien hoe grillig het begrip ‘maken’ is.
Niet de inspiratie voor een tekening vindt hij belangrijk, het proces naar een eindresultaat is voor hem van betekenis. “Tekeningen ontstaan al handelend. Een idee hebben is iets anders dan een tekening maken. Tekenen is vooral een proces. (…) Vaak groeit een tekening door een beslissing die genomen wordt op een enkel moment. Tekenen kan uiteindelijk kunst blijken te zijn, maar het is deels motorische training.” Het juiste doen op het juiste moment vindt Reijerman heel opwindend. Het letterlijk kijken naar en het figuurlijk dwalen door zijn tekeningen is voor de toeschouwer ook heel spannend. Des te langer je kijkt hoe meer je ziet in een enkele compositie. En vooral in het latere werk moet je als kijker oppassen niet te verdwalen in het aanbod van beeldelementen.
Reijerman schrijft in zijn inleiding over het eigen maakproces, over het ontstaan van een tekening. Op welke manier komen zijn vormen tot stand. Zet hij een lijn dan is de beslissing daarna op welke manier door te gaan. Zijn tekenen ontstaat intuïtief vanuit een onbewuste beredenering. Hij merkt voorwerpen op, hoort zaken aan en doet daar gevoelsmatig iets mee. Verbindt details en elementen die normaal gesproken vreemd aan elkaar zijn. Of althans de kijker eigenaardig en onwaarschijnlijk voorkomen. Juist dat uitzonderlijke maakt zijn werk wonderlijk en mysterieus. Hij verbeeldt de vormenleraar, maar is het zelf ook. Hij gaat over de vormen. Reijerman speelt met vormen, door lijnen en kleur zichtbaar gemaakt. En die vormen komen als objecten overal vandaan, want de kunstenaar ziet overal wel wat in. Hij is een observator, hij neemt waar.
De tekeningen die ik in het cahier zie zijn van een surrealistische werkelijkheid. Deze spelen op mijn gevoel door herkenbare vormen los te maken van hun betekenis. De figuren spelen een bijzondere rol en maken het beeld. Zij scheppen een situatie die alledaags lijkt maar dat bij lange na niet is. De enkele tekening is een podium om een parabel uit te beelden, een gelijkenis te vertellen. En meestal is er een moraal aan dat verhaal. Ik kan niet luchthartig in een landschap kijken, het stilleven laat mij niet onverschillig. Er is zoveel te zien en een meervoud op te merken, het verhaal van Reijerman is groter dan ik in een enkele namiddag tot me kan nemen. Marcel Reijerman is zichzelf in zijn tekeningen. Elke keer neemt hij een verschillende houding aan. Maar hij is de grote houthakker, de verlegen beeldhouwer, de schenker en de schepper. Hij is de tuinman en de metselaar tegelijk, de smid en de egoïst. Hij is alles in één en houdt mij een spiegel voor. Dus…, kijk ik naar mezelf.
overal wel wat in zien / seeing something in everything. 28 scheppende aanzetten. Marcel Reijerman, tekst & tekeningen. Uitgeverij Boekschap, 2014.