Gitte Brugman, cultuurredacteur van de Leeuwarder Courant en auteur, opende de solo-expositie van Rozemarijn Westerink.
De eerste tekening van Rozemarijn die ik zag, riep het woord ‘strafwerk’ bij me op. Al die streepjes! Nu was ik op school een heel brave leerling. Ik deed altijd keurig mijn huiswerk, heb nooit straf gehad voor zover ik me kan herinneren. Dus strafwerk…, strafregels schrijven? Heb ik nooit gedaan. Gek dan, hoe zo’n veld vol arceringen dat woord in je oproept.
Toen ik me verder in het werk van Rozemarijn ging verdiepen, kwam ik beelden tegen van de muurschildering die ze met Marisa Rappard maakte in het paviljoen in de tuin van de K.F. Hein Stichting in Utrecht. Opnieuw kwam hier een associatie met kindertijd naar boven: tekenen op de muren! Dat mocht immers nooit, menig ouder zal hebben gemopperd bij het zien van hanenpoten en pennenstreken op het behang. Maar wat een heerlijk gevoel zal het zijn geweest om zo’n groot canvas te mogen vullen.
Bijzonder, dat vooral de discipline tekenen vaak verbindingen oproept naar vroeger. Is het omdat we allemaal als kind hebben getekend? Dat tekenen herinneringen met zich meebrengt van plezier, concentratie, van het scheppen van een eigen wereld, van kleur? Ook van trots omdat een tekening blij in ontvangst werd genomen en werd opgehangen?
Sommige vormen – vooral in de stopmotions – van Rozemarijn hebben wel iets kinderlijks. De grove omtrekken van een mens. Een huis dat soms bestaat uit een vierkant met daarop een driedoek, de typische woning met puntdak. Een bloem heeft een hart met enkele bladeren er omheen… Maar ze zijn verre van naïef. Evenals de dierfiguren in Picasso’s Guernica. Net als de paarden in de schilderijen van Gerrit Benner en de Chassidische legenden van Hendrik Werkman. Of de mensfiguren van Giacometti of Zadkine.
Vergaande vereenvoudiging of zelfs abstractie draagt bij aan de kracht van een vorm, aan de boodschap die de maker daaraan meegeeft. De verwoeste stad van Zadkine was nooit zo’n indrukwekkend beeld geweest als de mensfiguur had voldaan aan anatomisch correcte verhoudingen. Juist die grove figuur, met dat gapende gat op de plek van het hart, verbeeldt in alle hevigheid de verwoestingen die Rotterdam zijn aangedaan.
Dit beeld bestaat 70 jaar en daarom schreef Musée Zadkine met de Nederlandse ambassade een open call uit. Het museum is gevestigd in het voormalige huis van Zadkine in Parijs, en er omheen is een tuin met daarin zijn atelier. Onderdeel van de open call was een residentie aldaar. Dat Rozemarijn net bezig was met de mens, en hoe die zich beweegt in het landschap dan wel de tuin, was een bijzondere samenloop van omstandigheden. Geen wonder dat zij die open call won, want hier vielen mens en tuin samen.
Want de tuin is sinds haar afstuderen het thema in haar werk. Dat is een keuze dichtbij huis, zou je zeggen. Een onderwerp dat je (bijna) altijd bij de hand hebt. Tuinen of parken zijn er in ieders omgeving. Maar Rozemarijn laat zich ook inspireren door historische tuinen, waarvoor ze archieven raadpleegt. Door beroemde tuinen, door die te bezoeken en zich eveneens te verdiepen in de betekenis en opzet daarvan. Of zelfs Bijbelse tuinen, al zou je kunnen argumenteren dat die fictief zijn.
Al zijn het bestaande plekken, ze tekent deze nooit realistisch, maar als in een droom of een herinnering. Ze stelt zich ook voor hoe de plek er ’s nachts uit ziet. Duikt in details van haar eigen tekeningen en fantaseert hoe het is om daar te lopen. Ze zet laag over laag, soms tot de tekening bijna dicht zit.
Het interessante aan tuinen (in tegenstelling tot natuur) is, dat deze door mensen zijn bedacht en ingericht. Vandaar dat er elementen opduiken als tuinhuisjes, trappen, ornamenten, vijvers of fonteinen. Wat betekenen die voor mensen? Welke associaties roepen ze op?
Een terugkerende vorm in haar tekeningen is de conifeer, met z’n typische conische vorm. Ellwoodii, heet deze kenmerkende soort, zijn naam alleen al roept allerlei beelden op. Ik dacht meteen aan Woody uit Toy Story, al heb ik de film nooit gezien. De naam heeft ook iets Spaanstaligs, met dat Ell voorop. Zoals El Nino, El Chapo of El Taco. Ellwoodii is als een naam uit een Mexicaanse Western.
Door de combinatie van tekeningen in haar stop motions, waaronder die met deze naam Ellwoodii, krijgt Rozemarijns werk nog meer gelaagdheid. De figuren bewegen letterlijk door de gedroomde voorstelling, beleven er avonturen. En nog meer dan de tekeningen alleen, roepen die bij de beschouwers herinneringen op.
Bij het zien van een huisje in een tuin die in de verste verte niet lijkt op die van mijn grootouders van vaders kant, dwaalden mijn gedachten toch af naar die achtertuin, waar we als kleine kinderen in de tobbe speelden. Het was er niet groot, een tegelpad scheidde de bloemperken van het duivenhok van opa. Hier lag interessant gereedschap en het rook er zo lekker naar vochtige aarde, maïs en duif. Dat hok was spannend: het was er donker en de vogels in de aangrenzende ren konden onberekenbaar fladderen. Maar het was nooit eng, net zomin als in de donkere versies van Rozemarijns tuinen.
De grote tuin rondom het huis van mijn grootouders aan moeders kant was een ander verhaal. In mijn herinnering torenden de struiken met stekelige kruisbessen boven mij uit en waren de rabarberbladeren langs het pad harig en overweldigend. Zelfs een beetje griezelig. Maar rond mijn moeders verjaardag eind juni waren de kersen rijp en mochten we er zoveel van eten als we wilden. Het bladerdak van de kersenboom spreidde zich dan boven ons uit.
Later, in Haaksbergen waar ik opgroeide, had onze achtertuin allerlei functies. De buurtkinderen kwamen er in de zandbak spelen en hier woonden ons konijn en de cavia in hun hok. Er kwamen ook wilde dieren, zoals roofvogels of een egel. Als een vriendinnetje kwam logeren bood het grasveldje soms ruimte aan één tent.
Mijn slaapkamer grensde aan die achtertuin en ik mocht graag bij het laatste avondlicht lezen, al moest ik allang slapen. Ik lag dan op mijn zij, en hield met één hand het gordijn aan de kant. De geur van de kamperfoelie onder mijn raam is aan die scène gekoppeld.
Toen ik dit tikte hoorde ik via de openslaande deur naar mijn stadse binnentuintje dat de achterburen een feestje hadden. Geroezemoes met af en toe een klaterende lach drongen mijn achterkamer binnen. Doorgaans is het hier stiller en klinken hooguit een kinderstemmetje, een krolse kat of een oefenende gitarist.
Voor deze expositie heeft Rozemarijn zich laten inspireren door het Friese woord gersfjild. Grasveld. Dat maakt inderdaad vaak onderdeel uit van een tuin, maar in deze provincie is het meeste gras bedoeld voor koeien. Bij een Friese tuin denk ik zelf eerder aan die met stinzenplanten rond oude states. Maar misschien komen die nog eens aan de beurt?
Zo zie je maar. Hoewel ‘tuin’ een beperkt begrip lijkt, roept het allerlei herinneringen op en kunnen we ook nog tientallen voorbeelden noemen van beroemde tuinen die het bestuderen waard zijn.
Ik nodig u nu graag uit voor een wandeling, in zwart wit. In Gersfjild. Dan hebben we het erover.
Gitte Brugman, 17 september 2023