Recensie van Jurjen K. van der Hoek in de Heerenveense Courant (online) en op zijn weblog.
Vroeger, in mijn jonge jaren, deed ik dat nog wel eens. Nesten van vogels zoeken en er één of twee eitjes uithalen. Die eitjes spoot ik dan uit om ze aan mijn verzameling toe te voegen. Ze kregen een zachte plek in watten en op donsveren in een oude hoedendoos. Eieren die ik dubbel had ruilde ik met vrienden die zich ook zo’n verzameling hadden aangelegd. Het grootste geluk was wanneer ik een leeg nest vond. Ik haalde het voorzichtig uit de boom en het kreeg een aparte plek in mijn verzameling. Of ik zette het eerst op mijn nachtkastje, dan kon ik er ’s avonds voor het slapen gaan nog even naar kijken. Het vakkundige ontwerp en de gedetailleerde uitwerking bestuderen.
Dat is wat Sabine Liedtke doet, het onderwerp apart zetten. Het uit de omgeving halen en dan afzonderlijk in het niets in beeld brengen. Isoleren om beter te kijken, in te kunnen zoomen op het onderwerp. Zij doet dat onder meer met vogelnesten, vandaar de associatie met mijn herinnering terwijl ik over de drempel van Galerie Getekend stap waar haar werk en dat van Marije Bouman nu te zien is.
Een nest is de baarmoeder voor de vogel, en de kraamkamer tegelijk. Een veilige thuishaven voor het ouderpaar, de moederschoot voor de uit de eieren gekropen kuikens. Daar is het begin van het leven voor de gevleugelde vrienden, het startpunt om uit te vliegen wanneer ze eraan toe zijn en het aandurven het leven in te zweven. De nesten van Liedtke zijn leeg, net als mijn nesten van vroeger verlaten waren. Maar om de bewoning gaat het de kunstenaar niet. Door de manier waarop ze de tekening samenstelt, opgebouwd door het repetitief tekenen van lijnen en stippen – monnikenwerk kun je dat noemen, ontstaat er tijd om na te denken en gedachten de vrije loop te laten.
De tijd wordt opgerekt in deze voorbeeldwoningen voor vlaamse gaai, winterkoninkje of welke andere nestbroeder dan ook. Liedtke werkt op detail. Alle onderdelen van het nest worden tot op het kleinste detail uitgetekend. Ze volgt de lijnen van de takjes en veertjes, brengt de rondingen aan en laat iedere nerf in elk blad zien. De architectonische constructie is door haar meer dan fotografisch echt in beeld gebracht, maar wel voortdurend in zwart potlood op ruw geschept papier waarvan de structuur grof is en soms destructief vergeeld. Het geeft een toch enigszins onwezenlijk karakter, deze bladen gescheurd uit een stalenboek voor een beginnend vogelpaar dat op zichzelf wil. In de tentoonstelling is er eenvoud zonder lijst, met spelden zijn de werken aan de muur geprikt. Zo zodat ik zonder tussenkomst van spiegelend museumglas direct contact kan hebben met het werk.
Om een extra dimensie toe te voegen wordt het papier doorboort, gaat de tekening esthetisch kapot. Kijk ik dwars door de drager en zie de ruimte erachter, het niets. Liedtke laat de exacte vormgeving enigszins achter zich, ze komt los van het thema en gaat abstract het vlak uit. Het nest verdwijnt, ik zie alleen nog een afdruk – een schaduw, een zwerm van kleine stofelementen. En dan stuit ik nog op het eind van het lied. Het leven start in dat nest, uit dat ei en stopt wanneer de vogel van zijn stokje valt. Er rest een veren-lijk tot slot. De dode spreeuw is door Sabine Liedtke liefdevol in beeld gebracht. Zo mooi gaaf en zacht kan een wezen zonder leven nog zijn.
Bij Marije Bouman is de omgeving eerst in abstractie, om later boomvormen in een nevel te laten doorschemeren. Want een kunstenaar is in wording, de stijl groeit in de techniek. Het kan niet blijven hangen op een enkele inspiratie op een enige vorm. Het moet verder en beter. Het beste werk gaat altijd nog gemaakt worden, eens op een dag, later. En dan kan de beschouwer wel niet telkens mee op de weg die gekozen is. Maar dat pad kan via obstakels en tegenslagen wel leiden tot een nieuwe vorm, die beter past en meer spreekt. In een nieuwe serie tekeningen legt Bouman haar omzwervingen door de natuur vast. Ze beziet niet alleen op ooghoogte de omgeving, maar beschouwd ook en vooral de grond waarover ze loopt. Die bosgrond komt terug in haar werk. In een collage van indrukken is de tekening opgebouwd met inkt en houtskool wanneer de dagen donker zijn en met aquarel bij een uitzicht in het vroege voorjaar. Nog voor de natuur na de winterslaap ontwaakt doet Bouman inspiratie op. Het ijle van de lucht, het verdunde licht. Door nevel rond kale bomen lijken de stammen wel doorschijnend. Net als de schemer tussen nacht en dag wekt de overgang van winter naar lente een mythische sfeer over de natuur, de omgeving. Deze mystiek had het werk van Marije Bouman altijd al. Ze legde een abstracte sfeer over de velden, die daardoor in grensgebieden veranderden; tussen toen en nu, herinneringen aan een landschap. Maar in het nieuwe werk kruipt de realiteit binnen. Boomvormen krijgen ruimte, takken begrenzen kleurvlakken. De tekening komt los uit de periferie van droombeeld en waarheid. Het plaatst mij in het bos waar ik omhoogkijkend de takken tot de hemel zie reiken, en onder mijn voeten de schaduwen van de bomen in de herfstbladeren zie. Het beeld vormt zich als vanzelf, daar hoef ik niet bij na te denken. De ruimte van een boom, waarin lijnvormen tegen een heldere lucht zijn gezet, vertellen een verhaal dat ik niet hoef aan te vullen. De ruimte verhoudt zich op diverse momenten in de tijd anders tot die boom, en andersom. De omgeving wordt meer letterlijk genomen in vergelijking met het vroegere werk. Daarmee heb ik, eerlijk gezegd, enige moeite. De wereld van Marije Bouman kom ik nu minder makkelijk binnen, of misschien zelfs wel te gemakkelijk waardoor het me tegenstaat. Ze is een meester om de omgeving een zacht zweverige emotie mee te geven, maar dit maakt nu plaats voor de hardheid van het reële wezen.
Duo-presentatie werk Sabine Liedtke en Marije Bouman bij Galerie Getekend, Stationsstraat 6 in Heerenveen. Tot en met 28 maart op afspraak.